N-VA verdedigt de "freedom of speech" in onze gemeenteraad

Op 2 maart 2019, over deze onderwerpen: Bestuur en financiën

Gemeenteraadslid Wim Van der Donckt interpeleerde het schepencollege over het voorgestelde nieuw huishoudelijk reglement.

 

Geachte leden van het college,

We hebben ons de moeite getroost de hele tekst van het nieuwe huishoudelijke reglement na te lezen.

Op een aantal punten wordt het oude reglement aangepast en u hebt zich daarbij grotendeels laten leiden door de aanbevelingen van de VVSG.

Desondanks hebben wij de volgende vragen:

  • Onder artikel 10 §4 maakt u een opsomming van documenten en informatie waartoe wij vrij toegang hebben via het intranet: op basis van welke criteria bent u tot opsomming gekomen?
  • In §5 wordt thans opgenomen dat het college datum en uur bepaalt waarop de raadsleden de in §5 bedoelde documenten zal kunnen inkijken. In het oude reglement bepaalde de algemeen directeur dit en werd enkel bij onduidelijkheden de vraag overgeheveld naar het CBS: acht U de voorgaande regeling niet soepeler en praktischer dan de nieuwe? Ik denk hierbij vooral aan het vermijden van eventuele bijkomende administratieve rompslomp voor het CBS.
  • Artikel 11 is een quasi letterlijke overname van de aanbevelingen van de VVSG, doch, en dat verontrust ons toch enigszins, u voegt er een paragraaf aan toe, meer bepaald §5:wat was de beweegreden daartoe? wat bedoeld u juist met die restricties? Acht u deze bepaling niet in strijd met het fundamentele recht van ieder gemeenteraadslid om mondelinge vragen te stellen, zoals opgenomen in de andere paragrafen van art. 11?

Wij verzetten ons ten stelligste tegen deze beperking van de "freedom of speech" en dienen dan ook bij deze een amendent in, ter schrapping van deze bepaling uit het huishoudelijk reglement.

  • hoofdstuk VII van het oude reglement ivm het verbod tot deelname aan de beraadslaging en stemming in bepaalde gevallen, is niet langer opgenomen in het nieuwe reglement: is daar een bepaalde reden toe? 
  • artikel 40 betreft de tussenkomst door het bestuur in aankoop van een smartphone door een uitvoerende mandatarissen en in de (internet-)abonnementskosten:
  1. mbt de aankoop: is de tussenkomst van maximaal 500/300 € éénmalig voor de hele legislatuur? 
  2. vanwaar het opgenomen onderscheid, nu er toch een aparte regeling is in de tussenkomst voor het abonnement?
  3. dient er een aankoopbewijs te worden voorgelegd? 
  4. hoe wordt deze tussenkomst fiscaal behandeld?

mbt smartphone abonnement:

  1. welke criteria gelden er om onderscheid te maken tussen privé gebruik en mandaat gerelateerd gebruik?
  2. quid onderscheid variabele en vaste kosten, telefonie en internet?

mbt internetabonnement thuis:

  1. hoe werd het forfaitair bedrag van 35 € bepaald?
  • in artikel 41 wordt o.m. een regeling voorzien rond schenking van mobiele telefoons na afloop van de legislatuur 2019-2024: hoe valt dat te rijmen met art. 40 §1 waarin bepaald wordt dat het bestuur geen smartphone aankoopt?

Na een stevige discussie heeft de meerderheid het punt op de agenda terug ingetrokken.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is